Leefbare gebouwen van de toekomst scheppen: met vooruitziende planning, flexibiliteit en gebruikersoriëntatie

Klimaatbescherming, sterk stijgende energieprijzen en de actuele tijdgeest verlangen dat wij anders denken bij de planning en bouw van gebouwen. Met name ook energievreters als systemen voor ruimteklimatisering kunnen deels door alternatieve systemen gecompenseerd worden. Hoe leefbare gebouwen van de toekomst eruit zien en gebruikers en opdrachtgevers van nieuwe systemen overtuigd kunnen worden, leggen Sören Eilers, projectadviseur bij GEZE, en Marco Sperling, gedipl. ingenieur architectuur bij PPP Architekten uit Lübeck uit.

Gebouwen worden in het heden voor de toekomst gebouwd

Wat is eigenlijk een “leefbaar gebouw”? Vroeger waren huizen eenvoudige gebouwen, waarin mensen vooral sliepen en aten. Tegenwoordig moet een gebouw meer kunnen: “Wij willen ons daarin goed voelen, tot rust komen, zonder barrières voortbewegen en het liefst duurzaam leven. Het schept niet alleen een ruimte, maar moet zich aan de gebruikers en hun behoeften aanpassen – en weliswaar zowel nu als in de toekomst. Pas dan spreken we van een leefbaar gebouw”, legt Sören Eilers uit.

Daarbij zijn de vereisten alleen al in de afgelopen 15 jaar sterk veranderd: de denkwijze van de mensen is veranderd en bovendien heersen er regionale verschillen, wanneer het gaat om de vraag waaraan een modern gebouw te herkennen is. Terwijl er op vele plaatsen alleen nog passieve huizen gebouwd worden, ligt de focus op andere plaatsen bijvoorbeeld op vrije leerconcepten en open ruimtes. Voor planners en architecten betekent dit dat ze ver vooruit moeten denken. 
 

Gebouwen worden in het heden voor de toekomst gebouwd, voor de volgende 30 tot 50 jaar gebruikstijd. Wij moeten in onze huidige planning dus reeds denken aan de gebruiksmogelijkheden voor over een paar decennia. Daarbij is echter bijna altijd het budget de limiterende factor.

Marco Sperling, gedipl. ingenieur architectuur, PPP Architekten Lübeck

Dat is nog niet alles. Naast de door de opdrachtgever vastgestelde randvoorwaarden zijn er diverse vereisten, normen en verordeningen die nageleefd moeten worden. Daarbij zitten de verschillende regelgevingen al lang niet meer op één lijn. “Er is in Duitsland bijna niets, wat niet geregeld is. Over de randvoorwaarden van de opdrachtgevers kan vaak onderhandeld worden, bij wettelijke vereisten is dat veel moeilijker”, weet Sperling uit ervaring. Om aan het einde alle wensen, behoeften, vereisen en voorschriften onder één noemer te kunnen brengen, is een intensieve afstemming met alle betrokkenen beslist noodzakelijk: “De behoefte aan afstemming groeit continu en is zelfs in certificeringsprocessen verankerd. Dat is ook wel degelijk zinvol, zodat het aan het einde een goed gebouw wordt. In ieder geval geldt: hoe beter de afstemming van het begin af aan, des te beter het resultaat!” Zo worden idealiter alle professionele planners voor huistechniek, statica, constructie etc., de verwerkers, maar ook gebruikers en opdrachtgevers alsmede hun belangenvertegenwoordigers erbij betrokken.

Welke regelgeving als basis gebruikt wordt, is een kwestie van afstemming met de opdrachtgever

Ieder gebouw moet individueel afgestemd op het soort gebruik ervan gepland worden.

Ieder gebouw moet individueel afgestemd op het soort gebruik ervan gepland worden. © Jürgen Pollak / GEZE GmbH

Veel planners en architecten merken in hun dagelijkse werk dat de regelgevingen inmiddels zo groot zijn dat er geen duidelijke richtlijnen meer bestaan. “Door het grote aantal standaardisaties weten wij vaak helemaal niet meer, wat wij eigenlijk moeten doen”, aldus Sperling. “De richtlijnen uit de regels van de techniek, bijvoorbeeld betreffende de ventilatie van gebouwen, zijn enorm. De richtlijnen uit de technische regels voor werkplaatsen 3.6 zegt bijvoorbeeld iets over binnenluchtkwaliteit. Net als de DIN EN 16798 of VDI 6040. Ze geven echter allemaal verschillende cijfers en meeteenheden aan voor hetzelfde thema. Bij de planning moeten wij dus met onze opdrachtgevers afstemmen, welke regelgeving voor het desbetreffende project als basis gebruikt wordt.”

Want één ding is duidelijk volgens Sperling: “De patentoplossing voor alle toepassingen is er niet. Architectuur is altijd prototyping! Ieder gebouw wordt voor de ene locatie en het ene doel gepland en gebouwd. Elk heeft een andere vereiste, die telkens definieert wat er gepland en omgezet wordt. Wij gaan er weliswaar altijd van uit, dat een gebouw zijn soort gebruik behoudt. Dat hoeft echter niet!” Juist in deze periode laten de pandemie of ook de door de oorlog in Oekraïne opgestarte debatten om het gebruik van gas zien, dat de toekomst altijd veranderingen met zich meebrengt. “Goede, leefbare gebouwen moeten dat compenseren en zich kunnen aanpassen.”
 

Een gebouw schept niet alleen een ruimte, maar moet zich aan de gebruikers en hun behoeften aanpassen – en weliswaar zowel nu als in de toekomst. Pas dan spreken we van een leefbaar gebouw.

Sören Eilers, projectadviseur GEZE GmbH

Leefbare gebouwen hebben invloedmogelijkheden van de gebruikers nodig

Het welzijn van de latere gebruikers hangt vaak van subjectieve factoren af.

Het welzijn van de latere gebruikers hangt vaak van subjectieve factoren af. © Jürgen Pollak / GEZE GmbH

Reeds bij de planning moet aan de gebruiksmogelijkheden over een paar decennia gedacht worden.

Reeds bij de planning moet aan de gebruiksmogelijkheden over een paar decennia gedacht worden. © GEZE GmbH

Bij alle conformiteit met de regels moeten planners echter ook altijd de factor Mens in het oog houden. Want veldstudies hebben laten zien dat het welzijn van gebruikers in gebouwen niet absoluut van meetbare eenheden zoals de passende luchtvochtigheid en temperatuur afhangt. Het zijn veeleer subjectieve en ogenschijnlijk ondergeschikte dingen zoals het gevoel van de gebruikers in een ruimte, die het verschil maken. “Een poging is bijvoorbeeld gemaakt met een regelingssysteem van een mechanische ventilatie-installatie”, deelt Marco Sperling mee. “De desbetreffende ruimte was geklimatiseerd en op ideale temperatuur ingesteld, alles werd centraal gestuurd. Maar de gebruikers voelden zich er niet goed. Pas toen het gebouw omgebouwd werd en er regelaars en thermostaten ingebouwd werden, die de mensen zelf konden instellen, steeg het welzijn – gewoon alleen, omdat ze een invloedmogelijkheid hadden.” Naar zijn mening is het daarom aan te bevelen om voor leefbare gebouwen de invloedmogelijkheden van de gebruikers in stand te houden, de technologisering daarentegen zo hoog als nodig, maar zo gering mogelijk te houden.

“Op deze wijze ontstaan geheel automatisch hybride systemen, bijvoorbeeld hybride ventilatiesystemen”, aldus Sören Eilers. Hun sterke punt is onder andere hun besparingspotentieel wat energieverbruik en -kosten aangaat. Want, zo voegt Marco Sperling toe, het grootste besparingspotentieel zouden hybride systemen bieden, die het mogelijk maken een machine uit te schakelen en bijvoorbeeld de toevoer van verse lucht handmatig te regelen. “Vele dingen kunnen echter niet van tevoren vastgelegd worden, maar hangen van het gebruikersgedrag af. Als ondernemers ontwikkelingsprogramma’s willen gebruiken, dan ligt de focus echter altijd op het thema Energie-efficiëntie.”

Hybride systemen: eenvoudig en zinvol, maar vaak nog onbekend

Met stijgende energieprijzen, eisen inzake klimaatbescherming, maar ook met de actuele tijdgeest moet bij de planning rekening worden gehouden.

Met stijgende energieprijzen, eisen inzake klimaatbescherming, maar ook met de actuele tijdgeest moet bij de planning rekening worden gehouden. © Jürgen Pollak / GEZE GmbH

In ieder geval is het de moeite waard, volgens de deskundigen, om reeds bij de planning intensief overleg te plegen over verschillende voor- en nadelen van een hybride systeem. “Vaak is er overtuigingswerk nodig. Wij maken daarom bijvoorbeeld in de aanloop naar een planning uitstapjes met gebruikers en opdrachtgevers, houden workshops op locatie, laten hen verschillende gebouwen zien – alles om ze te laten begrijpen hoe wij ons gebouwen voorstellen. Zo kunnen wij laten zien wat ruimtes, ventilatieconcepten etc. kunnen en hoe de omzetting van onze planningen eruit kan zien. Dat functioneert goed: de acceptatie stijgt enorm, als men herkent hoe goede architectuur, esthetica, bruikbaarheid, kwaliteiten in oppervlakken, de binnenluchtkwaliteit en de converteerbaarheid van het gebouw samenspelen.“En deze acceptatie door gebruikers en aannemers is nodig, om gebouwen die nu ontstaan leefbaar te maken en klaar voor de toekomst.

Gebouwen moeten flexibel kunnen reageren op omstandigheden als de energievoorziening, klimaatveranderingen en helaas ook op gebeurtenissen als oorlogen en pandemieën”, aldus de deskundigen. Hun conclusie: “Wij moeten dus vandaag al de doeleinden samen met alle betrokkenen definiëren en zo gebouwen scheppen, die ook na 50 jaar nog functioneren.

Marco Sperling, gedipl. ingenieur architectuur, PPP Architekten Lübeck